search
top

Over geld, Lippizaner paarden en de markt – een commentaar op Henk Vos

Introductie. Een paar jaar geleden was ik bij een seminar over het ontstaan van de markteconomie, in Nederland. Daar werd gesteld dat het typisch middeleeuws was, dat de schulden van een handelaar werden verhaald, bij wanbetaling, op de stad waar hij in woonde stedeling van was. In de kapitalistische, individualistische economie was dat echter niet meer zo. Oeps. Toen kwam het Icesave-debacle. En toen was het dus wel weer zo, en toen dus weer niet of misschien toch een beetje. In ieder geval garandeerde Wouter Bos snel onze spaartegoeden tot een veel hoger bedrag. Dit alles geeft aan dat de waarde van geld niet enkel afhangt van de functie van geld als ruilmiddel. Het is ingebed in sociale en politieke en psychologische structuren

Henk Vos heeft een blogpost over de ideeen van Dirk Bezemer. Het gaat over het ontstaan en het wezen van ‘geld’, dat volgens de economieboekjes (een traditie die zeker teruggaat tot Adam Smith!) ontstaan is uit de behoefte aan een algemeen, handig, efficiënt ruilmiddel in niet monetaire maatschappijen, die echter volgens deze boekjes dan weer wel markteconomieën waren. Het probleem met dat idee is dat het dus niet zo gegaan is. Eenieder die serieus in de geschiedenis duikt zal alras ontdekken dat geld niet ontstaan is uit de behoefte aan een algemeen ruilmiddel in op ruil gebaseerde economieën. Ook nu is de markt slechts een van de coördinatiemechanismes in onze maatschappij. Binnen gezinnen en families zijn andere coördinatiemechanismes aan het werk. En in niet-monetaire economieën (met een uitzondering, zie zo meteen) zijn die ‘andere’ mechanismes, vaak gebaseerd op leeftijd, geslacht, sociale en gezinspositie en -banden en ook vaardigheid, absoluut dominant. En zelfs toen er al wel sprake was van een aanzienlijke markteconomie heeft het nog erg lang geduurd voordat munten werden geïntroduceerd, wellicht overigens als militaire innovatie om soldaten te betalen. De enige echte ruileconomieën die we kennen, dus maatschappijen gebaseerd op de markt maar zonder geld, zijn voormalige markteconomieën waar om wat voor reden dan ook het geld afwezig was. Een bekend voorbeeld is het kamp met militaire gevangenen, waar inderdaad bijvoorbeeld sigaretten ‘geld’ werden (oeps, inderdaad weinig verschil in geslacht, leeftijd en sociale en gezinspositie in zo’n kamp).  Een beter en boeiender voorbeeld: de Europese kolonisten in Noord-Amerika, die Wampums (kettingen van schelpen) gingen gebruiken als geld. In de economieboeken kun je lezen dat die Wampums geld waren. MAAR DAT WERDEN ZE PAS TOEN ZE GEADOPTEERD WERDEN DOOR DE KOLONISTEN. Bij de indianen waren het rituele voorwerpen, die een rol speelde bij de uitwisseling van macht en aanzien. Voorbeeld: je bood (als man) een Wampum aan aan de schoonouders van de vrouw die je begeerde. Als het goed was hielden ze de Wampum. Anders: uithuilen en opnieuw beginnen. . Het was geen item waar je de bruid mee kocht. Vergelijk de engelse kroonjuwelen, of verlovingsringen, of de ‘lintjes’, of een elfstedenkruisje, of de parkeerplaats met je naam erop. Pas de kolonisten – die kennelijk tekort hadden aan contant geld – gebruikten ze als markt-ruilmiddel. LET OOK OP DE ROL VAN DE STAAT, DIE EEN RUILVERHOUDING TUSSEN WAMPUMS EN KOPERGELD VASTSTELDE (Vanwege de belastinginning?).

Maar de indianen zelf gebruikten – hoewel zij het waren die de Wampums in eerste instantie maakten – ze dus niet als ruilmiddel. Omdat ze onderling nauwelijks ruilden. En dat hoefde ook niet. Een jager (nu zijn we bij de Inuit) die een Walrus schiet – wordt daar niet de eigenaar van. En kan de Walrus dus niet eens verkopen, aan de rest van de stam (ik gebruik dit voorbeeld omdat je dit voorbeeld vaak tegenkomt: westerse wetenschappers die stomverbaasd waren en (voorzover ze uit de anglosaxische traditie komen: zijn) dat deze jager zijn buit weggaf – maar hij gaf dus niets weg. Het was niet van hem. Het lijkt op het verhaal van Ernst Borneman, in Das Patriarchat, die vertelde hoe hij in zijn jonge jaren (rond 1900) een tijd bij de Inuit doorbracht. En dat je dus inderdaad, conform de verhalen, met de vrouw des huizes kon slapen. Maar dat dat, anders dan in de literatuur beschreven was, niet kon omdat de man zijn vrouw ter beschikking stelde…. De economen projecteren de eigen denkwereld op de geschiedenis – wat tot misverstanden leidt. En, terzijde, de hoge status die theoretische modellen in de economie hebben, in tegenstelling tot het ambachtelijke handwerk van het verzamelen van gegevens waar je in andere wetenschappen nog wel eens een Nobelprijsje voor kunt krijgen, maakt deze neiging natuurlijk niet minder.

De efficiency en zelfs de waarde van geld hangt af van de mate waarin een markteconomie aanwezig is – en de sociale, politieke en psychologische structuren die dit mogelijk maken. Een aardig artikel in het jongste Tijdschrift voor Sociaal Economische Geschiedenis gaat over de ‘toegevoegde waarde’ (de auteur hanteert de kreet ‘bruto marge’) van de Atlantische slavenhandel. Nederland was in die tijd een van de (ik denk zelfs DE) meest gemonetariseerde, gecommercialiseerde landen van de wereld. Maar de slaven werden gekocht met geweren, buskruit en vooral: textiel. Geld was niet van belang in West-Afrikaanse maatschappijen, destijds, men kon er niets mee (terzijde: om een monetair systeem te laten werken moeten voldoende mensen geletterd en gecijferd zijn! Denk ook aan de huidige discussie over dat in het onderwijs meer aandacht moet komen voor financiële rekenkunde. Het is goed mogelijk dat ook deze basis ontbrak, in West-Afrika). Want het waren geen markteconomieën, gebaseerd op koop en verkoop. En ons geld was dus niets waard, ondanks het goud- of zilver of kopergehalte. Geld krijgt zijn rol en waarde pas als er al een markteconomie is (inclusief belastingen, geletterdheid, boekhoudingen en dergelijke, natuurlijk. Boekhouden en belastingen lijken zelfs vooraf te zijn gegaan aan de ontwikkeling van geld) – en het ontstaan van die economieën is een lang proces, waarin geld ook een rol speelde, natuurlijk. Paul Samuelson had een punt, toen hij geld een ‘social contrivance’ noemde. Maar hij ging verschrikkelijk de fout in toen hij daarna stelde dat je daarvan kon abstraheren in een wetneschappelijk artikel dat de markt analyseert. Dat kan dus niet en nooit. De markt en geld – siamese tweelingen. Terzijde: Diogenes staat bekend om zijn cynisme ten aanzien van maatschappelijke conventies. Geld is natuurlijk een conventie. En de eerste berichten over Diogenes die bekend zijn gaan over zijn jeugd als … bankier! Die, uiteraaaard en volkomen consistent met zijn latere leven, samen met zijn vader de munten vervalsde. Hij begreep wat geld echt is. In zijn geboortestad zijn deze vervalsde munten, met de naam van zijn vader erop, teruggevonden. Wat zou ik er graag een aan de muur hebben hangen. En zoals u weet: bankiers slagen tegenwoordig uitstekend voor de ‘Diogenes-test’! Denk aan de rommelhypotheken.

Maar goed: verder met het verhaal. Het gebruik van wapens en buskruit als ruilmiddel leidde er toe dat er onder andere veel buskruitproducenten ook actief waren in de slavenhandel – ‘geld’ is niet neutraal, en dit is daar een prachtig voorbeeld van. Net als de groei van de banken gedurende de afgelopen twintig, dertig jaar. Voortdurend leidt de spanning tussen de ontwikkeling van de economie en de ontwikkeling van het financiële systeem (nu komen we eindelijk bij het thema van Dirk Bezemer) tot spanning, en veranderingen in de economie en de relatie tussen geld en die economie, en dus ook tot veranderingen in het wezen en de waarde (anders dan de koopkracht, gemeten met de inflatie) van het geld. De hoge in Ierland schulden tasten de waarde van het geld aan… (Mijn collega-blogger twitterde gisteren dat de EIB in zijn Griekse contracten al rekening houdt met de terugkeer van de Drachme… Dat betekent dat de Drachme dus al geherintroduceerd is!). Ik kan, als ik een VISA card heb (te duur, dus die heb ik niet) boeken kopen in de VS… kon eerst niet. Het geld krijgt daarmee een andere waarde. En zie de lezing van Dirk Bezemer (link boven) voor de relatie tussen ‘schulden’ en de rest van de economie: teveel geld leidt in dit geval niet tot inflatie – maar tot stagnatie. Maar ook in de Republiek der Verenigde Nederlanden was muntgeld, in de tijd van de slavenhandel, minder belangrijk dan je zou denken. Zeer, zeer veel transacties gingen op krediet en veel handelaren hadden makkelijk een of twee keer de jaarlijkse omzet ‘op de lat’ staan. En hun klanten en leveranciers hadden met hetzelfde te maken. De rol van ‘credit cards’ en rood staan en consumentenleningen was toen onderdeel van het normale bedrijfsproces, zoals dat nu, nu de banken minder goed werken, ook weer het geval begint te worden – kijk naar de recente acties van Opel. Krediet functioneerde (en functioneert) als legaal betaalmiddel. En kredietwaardigheid was toen (en ook nu, hoewel minder) bij uitstek een sociale constructie. Zie Harm Nijstad. Als ze je niet kenden, of als je reputatie niet goed was – moest je contant betalen. Ook hier was ‘contant geld’ dus minder belangrijk dan je zou denken. Idem dito in de kaapkolonie, waar de Nederlandse kolonisten de nomadische ‘Bantu’veehoeders eerst betaalden voor hun vee met rituele koperen ringen – maar daar hadden deze reizigers al snel genoeg van. En de jager-verzamelaars van de San werden betaald met drank en tabak, die hadden al helemaal geen behoefte aan een ruilmiddel dat je mee moest nemen. Kort gezegd: niet-monetaire samenlevingen waren stomweg geen marktsamenlevingen. En hadden dus geen behoefte aan geld als een algemeen ruilmiddel. Want er was haast geen ruil. Andere coördinatiemechanismes regelden het economische leven. En ‘ruil’ heeft dus niet tot de ontwikkeling van het geld geleid. Althans… er zijn aanwijzingen dat met name de per definitie anonieme slavenhandel (vergelijk het verhaal van Jozef en zijn broers in de bijbel) en belastingen wel een grote rol hebben gespeeld in de opkomst van het geld. En slavenhandel werd natuurlijk gestimuleerd door oorlog, die de traditionele banden en arbeidsdeling vernietigde. Terwijl het ook mogelijk is dat de handel rondom grote legers – waar die traditionele coördinatiemechanismes wegvielen – een rol speelden. En wat was ook alweer het oudste beroep ter wereld?

Waar de hele discussie min of meer naar toe aan het gaan is, is dat er in elke maatschappij rechten en plichten zijn, die een rol spelen bij het regelen van het economisch bestaan. En dat met name anonimisering dit veranderd (letterlijk zelfs) in ‘krediet’ en ‘schuld’, wat ook weer kan samenhangen met belastingschulden aan de bovenlaag in agrarische samenlevingen. Oorlog speelt daarbij een belangrijke rol, omdat het bestaande banden vernietigt en tot anonimisering leidt. En dat is wellicht het teeltbed geweest waarin geld tot ontluiking kwam. Een mooi recent boek over een recente ontwikkeling hierover: Dier, bovendier’ van Frank Westermann dat beschrijft hoe oorlog en revolutie de Lippizaner, in de eerste helft van de twintigste eeuw nog steeds het geschenk (!) van keizers aan keizers, verwerd tot een ‘commodity’: letterlijk hondenvoer. Wat het mogelijk maakte dat ook hier de markt zich kon uitbreiden…

One Response to “Over geld, Lippizaner paarden en de markt – een commentaar op Henk Vos”

  1. Johnc444 zegt:

    Helpful info. Fortunate me I found your website by chance, and I’m shocked why this twist of fate did not took place earlier! I bookmarked it. adeefgkdekbe

Leave a Reply

top