search
top

Hoe meet het CBS kwaliteitsveranderingen (oppervlakkige intro)?

Naar aanleiding van een kleine Twitter-discussie met o.a. Jesse Frederik, Lex Hoogduin en Rens van Tilburg:

Vroeger zat er 33 centiliter bier in een ‘pijpje’. Dat werd 30 centiliter. En dat werd 25 centiliter. En dat is nu weer 30 centiliter. Houdt het CBS daar rekening mee wanneer het de bier-inflatie berekent? Wordt er, als een flesje bier goedkoper/duurder wordt, rekening mee gehouden dat er minder/meer inzit? Of, om een wat complexer voorbeeld te geven, houdt het CBS bij de berekening van de stijging van het algemene prijspeil rekening met de verandering van de kwaliteit van auto’s door de introductie van katalysatoren, ABS, autogordels, airbags, airco zowel als allerlei andere kwaliteitsveranderingen (niet altijd verbeteringen!)? Dat leidt uiteraard tot filosofische vragen over wat een ‘prijs’ eigenlijk is en of die eigenlijk wel betaald wordt voor de kwaliteiten van een product. Kijk hier voor een praktisch uitgewerkte filosofische bespiegeling over de politiek-economische kant van de prijs van water.

Maar dat laten we nu terzijde. We gaan nu in op prijzen zoals die betaald worden. En dan is het antwoord op de bovengestelde vraag een volmondig: ‘Ja’. Het aanpassen van prijzen aan kwaliteitsveranderingen is een standaardroutine, bij het CBS. Maar dat leidt weer tot de volgende vragen: ‘Hoe doen ze dat?’ en ‘Wat zijn daar de cijfermatige gevolgen van?’. De rest van dit stukje zal de ‘hoe’ vraag behandelen, althans in algemene zin. De informatie is gebaseerd op enkele telefoongesprekken met CBS medewerkers en op literatuur (zie de links). De vraag naar de cijfermatige consequenties kan enkel beantwoord worden op basis van uitgebreid specifiek kwantitatief en kwalitatief onderzoek binnen het CBS. Waarbij mijn mening is dat het geen gek idee is als het CBS dat eens zou (laten) doen, mede gezien dit soort vragen van Edin Mujagic (zie echter ook het openbaar beschikbare en eenvoudig te vinden CBS-artikel over energieprijzen achter de volgende link en verderop de openbare artikelen over de prijzen van nieuwbouwwoningen – ten dele is het antwoord op die vragen al gegeven).

Het CBS hanteert (in ieder geval) vier basismethodes waarmee, op basis van allerlei expliciete en impliciete procedures, prijzen worden aangepast voor kwaliteitsveranderingen (kijk hier voor de complexe procedure van de berekening van energieprijzen inclusief MEP, transport, meetkosten enzovoorts). Deze methoden zijn:

1) Expert judgement

2) De ‘optie’-methode

3) De ‘volume’ methode

4) Hedonistische berekeningen

De eerste drie worden bij de afdeling consumentenprijzen gehanteerd, de laatste tamelijk complexe methode onder meer bij het bepalen van de prijsindex voor nieuwbouwwoningen.

Ad 1) De ‘expert-methode’. Deze lijkt wel wat op de Delphi-methode: je vraagt mensen met kennis van zaken naar hun mening. Als de Delphi-methode correct toegepast wordt dan ondervraag je de deskundigen nogmaals, over de punten waarop geen overeenstemming bleek te bestaan.

Ad 2) De ‘optie’-methode. Veel vernieuwingen van producten worden eerst als (dure) optie aangeboden, bijvoorbeeld in het geval van auto’s. Regelmatig worden deze uitzonderingen dan (goedkopere) algemene vernieuwingen. En soms worden ze zelfs verplicht (binnenkort: de ‘voetgangersdetectie‘?). Een deel van de prijsstijging van auto’s wordt dan aan de nieuwe optie toegerekend, waarbij bijvoorbeeld 50 of 60% van het recente prijsverschil tussen auto’s met  en zonder optie als ‘kwaliteitsverbetering’ wordt gezien en van de prijsstijging wordt afgetrokken.

Ad 3) De ‘volume’-methode. Deze methode wordt bivoorbeeld toegepast bij flesjes bier, er wordt vanuit gegaan dat de consument niet betaalt voor het product ‘1 flesje’ maar voor het product ‘een specifieke hoeveelheid bier’. Overigens staat dit enigermate haaks op marketingbevindingen die aangeven dat er vaak ‘1 fles’ wordt gekocht. Zie ook de toename van de cola-consumptie toen er grotere flessen werden verkocht.

Ad 4) De hedonistische methode. Dit is een ingewikkelder methode, die veel gegevens vraagt. Er wordt gekeken naar een groot aantal prijzen van vergelijkbare producten met verschillende kwaliteiten.  Een citaat uit een CBS-methodebeschrijving (en laat u verrassen door wat ‘kwaliteiten’die de prijs bepalen kunnen zijn, meer details hier):

 

Het prijsindexcijfer wordt berekend door middel van een regressiemodel, wat een hedonische methode wordt genoemd. Ieder kwartaal wordt een gemiddelde prijs van de basiswoning geschat aan de hand van een aantal prijsbepalende variabelen. De geschatte prijs wordt vervolgens gekoppeld aan de gemiddelde geschatte prijs in het referentiejaar … Op deze wijze wordt een prijsindexcijfer verkregen. Het regressiemodel is gebaseerd op vijf verklarende variabelen, te weten :

– De inhoud per woning in kubieke meters

– Het aantal woningen in het project

– Het type opdrachtgever

– De grondsoort

– De eigendomsvorm van de woning (huur/eigen).

Praktisch gesteld: als er relatief meer nieuwbouwwoningen door woningbouwcorporaties worden neergezet dan zal dit, gecorrigeerd voor inhoud en grondsoort (heien!) en de omvang van het project, tot een gemiddeld lagere prijs leiden (hé, doen die corporaties toch nog iets goed…). Deze lagere prijs wordt echter niet als een ‘echte’ prijsdaling gezien.

De gecorrigeerde prijzen worden vervolgens gebruikt voor de bepaling van de inflatie zowel als aangeleverd bij de afdeling nationale rekeningen die mede hierop de volumereeksen van het Bruto Binnenlands Product (BBP) baseert. En dat geeft dan weer aan of wij, materieel, beter af zijn of niet.

Leave a Reply

top