search
top

Bonussen en het wezen van de financiële sector

De financiële sector. Wat doet het en hoe verdient het haar geld?

De financiële sector is –hoewel bankiers dit niet graag horen- in essentie parasitair. De financiële sector maakt geen nieuwe rijkdom, het maakt claims op rijkdom. Wanneer een bank een lening verstrekt aan een bedrijf dan produceert de bank geen goederen of diensten, het bedrijf produceert goederen of diensten en de bank legt een claim op een deel van de productie van het bedrijf in de vorm van rente/premies.
Het wordt vaak gezegd dat een bank een dienst verleend door geld te lenen. Dit is echter een misspecificatie. Noemen we Afghaanse  warlords, die aanvoerwegen controleren en tol heffen op iedereen die gebruik wil maken van deze wegen, dienstverleners? Ik zou zeggen van niet. Het zorgt enkel voor extra overhead voor de economie als geheel. Hetzelfde geldt voor banken, deze heffen ‘tol’ en verhogen de kosten voor iedereen in de economie. In het geval van banken werkt het proces wat ingewikkelder dan bij een warlord, maar het komt op hetzelfde neer.

Een voorbeeld hiervan is het ontstaan van bubbels.  Mijn focus ligt met name op vastgoedbubbels en de rol van de financiële sector. De rol van de financiers in een bubbel is zeer indicatief voor de manier waarop de financiële sector haar geld verdient.
Huizenprijzen worden bepaalt door de hoeveelheid geld die een bank wil lenen. Hier bestaan veel illusies over, het is met name gebruikelijk dat de behoefte aan woningen (b.v. wanneer mensen in een peiling aangeven een huis te willen kopen) wordt verward met de vraag naar woningen (die grotendeels wordt bepaalt door de financiers). Wanneer iemand van een bank €200.000 kan lenen dan is er €50.000 meer vraag naar woningen dan wanneer hij slechts €150.000 kan lenen, de behoefte aan woningen is in beide gevallen echter hetzelfde. Bij het bepalen van de huizenprijs is het duidelijk dat de behoefte aan koopwoningen secundair is aan de vraag naar woningen. Het is natuurlijk zo dat als er geen behoefte is aan woningen, de vraag ook instort omdat banken niemand hebben om aan te lenen. Historisch gezien is het echter zo dat mensen altijd willen lenen, zolang de voorwaarden maar soepel genoeg zijn en er geen sprake is van een overduidelijke crisis op de woningmarkt.[1] De geldverstrekkers spelen dus de belangrijkste rol, zij bepalen wie een hypotheek krijgt en hoeveel hypotheek zij krijgen. Dit komt ook naar voren in de data:


Bron: Kadaster

Het aantal woningtransacties en de hypotheeksom zijn logischerwijs het sterkst gecorreleerd. Deze werken op hun beurt beide in op de prijs van woningen. Als je een verkoper bent en je hebt je woning te koop staan voor €200.000 en plots willen geldverstrekkers aan veel minder mensen €200.000 lenen, dan is de kans groot dat de woning niet verkocht wordt. Dit zorgt ervoor dat de verkoper de prijs moet verlagen als hij de woning nog wil verkopen.
Kortom, de geldverstrekker bepaalt in grote mate de prijs van woningen door haar leenvoorwaarden te versoepelen en te verscherpen. Overheidsmaatregelen met betrekking tot de regulering op de kredietverstrekking hebben hetzelfde effect. Vaak wordt ook de hypotheekrenteaftrek genoemd om haar invloed op de huizenprijzen. Dit is echter misleidend. Premier Rutte gebruikte tijdens de verkiezingen het argument dat de hypotheekrenteaftrek al meer dan 100 jaar bestaat en dat de prijzen in al die 100 jaar niet zo hard zijn gestegen als in de afgelopen 15 jaar, ergo de hypotheekrenteaftrek is niet de oorzaak van de  hogere huizenprijzen. Hier heeft hij in zekere zin een punt, want pas in de jaren ’90 zien we dat geldverstrekkers slim inspelen op het fiscale voordeel. Waar begin jaren ’90 nog minder dan 10% van de hypotheekschuld aflossingsvrij was, is dit percentage inmiddels gestegen naar ruim 50%. Bovendien zijn annuïtaire en lineaire hypotheken praktisch verdwenen (hypotheken waarbij daadwerkelijk wordt afgelost tijdens de looptijd).[2] Banken hebben dus producten ontwikkeld die gebruik maken van het fiscale voordeel en zonder deze ‘innovatie’ zou de hypotheekrenteaftrek een stuk minder invloed op de huizenprijs hebben. De invloed van de hypotheekrenteaftrek is dus mede te wijten aan de activiteiten van geldverstrekker.
Wat betekent het als een geldverstrekker de prijzen opdrijft door haar leenvoorwaarden te versoepelen? Het betekent dat de kosten van het woningbezit hoger worden en dat huizenbezitters een groter deel van hun inkomen afdragen aan de financiële sector. In Nederland zijn de maandlasten niet eens zoveel hoger als in het verleden, van 24% van het beschikbaar inkomen in 1986 naar 26% in 2009, maar dit is met name te verklaren doordat er minder wordt afgelost.[3] Waar in het verleden het eigen woningbezit zorgde voor vermogensopbouw, vindt dit vandaag de dag nauwelijks meer plaats. Dit werkt in het voordeel van de banken, zij verdienen immers geld door rentebetalingen, niet door aflossing.
Deze extra kostendruk op huishoudens is geen dienst die de vriendelijke bankier verleend, het is van hetzelfde karakter als een tolpoortje. Het is overbodige overhead, die door fatsoenlijk overheidsbeleid geremd zou moeten worden.

Bonussen en de praktijk:

Gezien het geschetste karakter van de financiële sector is het de vraag wat een bonus bijdraagt. Is het wenselijk dat werknemers een bonus krijgen voor bijvoorbeeld de hoeveelheid hypotheken die zij verstrekken? Ik geloof van niet. Dit zorgt voor een race to the bottom, waarbij men steeds minder achting krijgt voor fatsoenlijke hypotheekverstrekking.
Het meest extreme Nederlandse voorbeeld van bonussen die een financiële instelling ruïneerden is DSB. DSB opereerde als een ‘control fraud’. Een control fraud is een instelling die wordt gebruikt door een crimineel (normaliter de CEO) om mensen op te lichten. Door het gebruik van moderne compensatiemechanismes (aandelenpaketten, opties, variabele beloningen etc.) zorgt de CEO ervoor dat  hij zichzelf kan verrijken. De meest gebruikelijke manier om dit te doen is door de instelling papieren winsten te laten maken, waarvoor de CEO zichzelf een beloning mag toe-eigenen. [4]
Deze papieren winsten werden bij DSB gecreëerd door zoveel mogelijk koopsompolissen te verkopen. Ruim 60% van de omzet tussen 2005-2007 was afkomstig uit provisies. De grote truc werkte als volgt: De DSB verkocht hypotheken met daarbij zoveel mogelijk koopsompolissen met extreem hoge provisies (gemiddeld 62%). Deze koopsompolissen werden meegefinancierd in de lening, d.w.z. de koopsompolissen werden niet betaald door de consumenten, ze werden bijgeschreven op de hypotheek. Desondanks kon DSB de winst over deze koopsompolissen wel al in de boeken zetten. Het kocht dus in feite haar eigen koopsompolissen incl. provisie met eigen krediet.
Dit trucje vereist uiteraard een groep verkopers met geen enkele achting  voor moraliteit. Dit is echter niet zo moeilijk voor elkaar te krijgen als men denkt, zoals Franklin Raines, CEO van het Amerikaanse Fannie Mae, uitlegde aan Business Week. “You wave enough money in front of people, and good people will do bad things.”[5] Ruim de helft van het inkomen van DSB ‘verkopers’ was variabel. Dit zorgde er geheel conform de theorie van Raines voor dat deze verkopers alles deden om hun producten te slijten.
Volgens de commissie Scheltema was de “primaire doelgroep van DSB,” “mensen met een lagere opleiding en een laag inkomen.”[6] Klanten werden vaak thuis ‘aan de keukentafel’ bezocht door verkopers. De verkoper had een printer bij zich zodat hij de contracten meteen kon uitprinten. Stukken werden niet van tevoren opgestuurd en de bedenktijd van de klant werd zoveel mogelijk beperkt.[7] Verkopers gebruikten bovendien fictieve namen zodat het doen van navraag of het indienen van een klacht onmogelijk werd gemaakt. Dit lijkt ook bekend te zijn geweest bij het management. In een intern memo werd aangegeven dat men de spreekkamers moest voorzien van de fictieve naam.[8]
In dit geval was de bonus dus voornamelijk een middel om het management (Scheringa en confrères) te verrijken, door het stimuleren van het verstrekken van koopsompolissen, die op korte termijn winsten zouden laten zien. Zoals onderzoek van William K. Black en Michael  Hudson aantoont is dit geenszins een uitzondering. Vrijwel elke sub-prime geldverstrekker in de VS was betrokken in frauduleus lenen ten behoeve van het management.[9]

Conclusie:

“Suppose that there is a kind of income which constantly tends to increase, without any exertion or sacrifice on the part of the owners: those owners constituting a class in the community, whom the natural course of things progressively enriches, consistently with complete passiveness on their own part. In such a case it would be no violation of the principles on which private property is grounded, if the state should appropriate this increase of wealth, or part of it, as it arises. This would not properly be taking anything from anybody; it would merely be applying an accession of wealth, created by circumstances, to the benefit of society, instead of allowing it to become an unearned appendage to the riches of a particular class,” zo schreef John Stuart Mill, de 19e eeuwse econoom en filosoof. [10]
Mill had het over de landheren van zijn tijd, die rijk werden in hun slaap zonder daarvoor te werken. De samenleving ziet er vandaag de dag anders uit. De functie van de landheer is overgenomen door de financiële sector en huur is vervangen door rente. Mill’s principe geldt hier echter nog steeds. Het inkomen van een bankier is niet hetzelfde als het inkomen van een entrepreneur. Het creëren van geld heeft geen enkele productiekosten, terwijl het produceren van goederen en diensten dit wel heeft.
Eén van de grote problemen met de bonusdiscussie is dat we de kwestie niet systematisch genoeg bekijken en denken dat banken zijn als elk ander bedrijf. Zoals ik heb proberen aan te tonen is dit zeker niet het geval, een bank kan dingen doen die normale mensen niet kunnen, zoals het verstrekken van krediet. Een tweede is dat geldverstrekkers van nature exploitatief zijn en niet productief. Als er dus al bonussen moeten worden uitgekeerd dan moet dit niet gebeuren in de financiële sector.  Wanneer een CEO of een medewerker van een financiële instelling zijn beloning is gekoppeld aan hoeveel winst hij maakt, dan heeft dit waarschijnlijk negatieve effecten voor de gehele maatschappij.

Hoe moet de financiële sector dan wel te werk gaan? De enige taak van een bank is de efficiënte allocatie van kapitaal. Joseph Schumpeter maakte de entrepreneur de bewegende kracht in zijn economie. De entrepreneur is iemand die een idee heeft, maar die vaak geen kapitaal heeft om dit idee uit te voeren. Een bank is er om de entrepreneur te voorzien van de nodige financiering. De belangrijkste taak van de bank is dus het financieren van innovatie en van de productie van nieuwe goederen en diensten. Deze twee activiteiten hebben echter als nadeel dat ze verre van de meest profijtelijke zijn. Het meest profijt maakt een geldverstrekker door speculatief te lenen tegen vastgoed dat alsmaar in prijs toeneemt, of door het financieren van fusies en overnames, of door woekerpolissen te verstrekken. Activiteiten waar de reële economie niet bij is gebaat. Het koppelen van een bestuurder of werknemer zijn winst aan zijn beloning zorgt ervoor dat men geprikkeld is om activiteiten te ondernemen waar de echte economie alleen maar schade van ondervind.
Hier ligt wat mij betreft ook een taak voor de overheid. Het hele kredietwezen moet worden hervormt. Excessieve bonussen zijn slechts een uitkomst van een uit de kluiten gewassen financiële sector. Na de tweede wereldoorlog gebruikte de Nederlandsche Bank lange tijd (1945-1960) kwalitatieve kredietregulering om banken te bewegen de reconstructie van Nederland te financieren, in plaats van zinloze speculatie en consumptie, en om de expansie van krediet en daarmee de prijsstijging van financiële activa tegen te gaan.[11] Deze strikte vorm van regulering  moet worden geherintroduceerd. Dit zal er ongetwijfeld voor zorgen dat banken niet meer zoveel zullen verdienen als in de afgelopen 20 jaar. Dit is alleen maar goed. Zoals Eric Smit al schreef in zijn artikel, “een bankier zou zich eigenlijk de mentaliteit van een butler moeten aanmeten. Laten we daar maar eens mee beginnen.”[12]


[1] Veel mensen kijken bijvoorbeeld met name naar de maandlasten. Als hen een volledig aflossingsvrije hypotheek wordt aangesmeerd zijn zij zich niet bewust van het waarom van deze lage maandlasten. Dit blijkt o.a. uit onderzoek van de AFM, waaruit blijkt dat 44% van de afsluiters van een aflossingsvrije hypotheek zich niet beseft dat ze nog een restschuld kunnen hebben aan het einde van de looptijd. Zij begrijpen dus niet het voornaamste risico van het product dat zij kopen.
DNB en AFM. “Risico’s op de hypotheekmarkt voor huishoudens en hypotheekverstrekkers.” 4 september 2009 http://www.dnb.nl/binaries/Risico%20op%20de%20hypotheekmarkt_tcm46-222059.pdf

[2] DNB en AFM (2009). “Risico’s op de hypotheekmarkt voor huishoudens en hypotheekverstrekkers.” http://www.dnb.nl/binaries/Risico%20op%20de%20hypotheekmarkt_tcm46-222059.pdf

[3] CBS, ABF-research (2010), Het wonen overwogen.  De resultaten van het woononderzoek Nederland

2009. Utrecht. Pg. 50-51

[4] De term control fraud werd bedacht door William K. Black die dit concept bedacht naar aanleiding van zijn ervaring als toezichthouder tijdens de Amerikaanse S&L crisis in de jaren ’80. Zie: William K. Black (2005). “The best way to rob a bank is to own one.” University of Texas Press, Austin
Over DSB en control fraud heb ik een artikel geschreven: Jesse Frederik. “De DSB: Een geschiedenis van fraude.” Lux et Veritas http://www.luxetveritas.nl/images/DSBdeel1.pdf

[5] Stephen B. Shephard. “Getting Money to Where It Hasn’t Gone.” Business week, 19 mei 2003 http://www.businessweek.com/magazine/content/03_20/b3833125_mz020.htm

[6] Commissie Scheltema. „Rapport van de commissie van onderzoek DSB bank.” Den Haag, 2010. pg. 137

[7] Ibid.

[8] Ibid. pg. 137-138

[9] William K. Black (2009). “Testimony to the House Committee on Oversight and Government Reform Hearing: ‘Executive Compensation: How much is too much?.” Washington http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=1536513 ; Michael Hudson (2010). “The Monster: how a gang of predatory lenders and Wall Street bankers fleeced America–and spawned a global crisis.” Times Books/Henry Holt & co., New York

[10] John Stuart Mill (2008). “Principles of Political Economy and Chapters on Socialism.” Oxford University Press, pg. 183-184

[11] J.M Irene, Paul de Greef en Lex Hoogduin (1998). “Moderate Monetarism: A brief survey of Dutch monetary policy in the post-war period.” De Nederlandsche Bank
http://www.dnb.nl/en/binaries/sr028_tcm47-146806.pdf

[12] Eric Smit. “Zonder een bonus een betere bank.” Follow the Money, 29 maart 2011 http://www.ftm.nl/original/zonder-bonus-een-betere-bank.aspx


top