search
top

Geldschepping als exorbitant privilege – in meervoud.

Er is een discussie gaande over geldschepping en de banken. Eindelijk. In de discussie mis ik echter het besef van de hoge mate waarin de overheid de banken op verschillende manieren ondersteunt en beschermt en geldschepping door de banken niet alleen mogelijk maakt maar zelfs actief bevordert. Vandaar het onderstaande verhaal.

Zoals bekend kunnen banken, samen met mensen en bedrijven die lenen, uit het niets geld scheppen. Daar is niets vreemds aan. Zoals de econoom Minsky ooit zei: “everyone can create money, the problem is to get it accepted”. Dat is geen flauwe soundbite maar een wijze opmerking. Geldschepping (eigenlijk: schepping van koopkracht) is cruciaal in een markteconomie. Wanneer u een credit card gebruikt, of rood komt te staan op uw betaalrekening, dan bent u samen met de bank geldscheppend bezig. Sterker nog: wanneer een bedrijf ‘op rekening’ iets koopt dan is er sprake van geldschepping. De verkoper accepteert de door het bedrijf uitgegeven schuld – een crediteurenpost op de balans van het kopende bedrijf, een debiteurenpost op de balans van het verkopende bedrijf – als betaling. Waarbij de crux van de zaak is dat dit een wettige betaling is: goederen krijgen een andere eigenaar, diensten worden geleverd. Er is echt betaald: schuld als betaalmiddel. En er is sprake van schepping van monetaire waarde: de debiteurenpost staat niet voor niets aan de activakant van de balans. Bij elke crediteuren/debiteurenpost is eigenlijk sprake geweest van schepping van betaalkracht, uit het niets. Of eigenlijk: op basis van vertrouwen. Als u, zoals ik, wel eens bedrijfsboekhoudingen bekijkt dan weet u hoe belangrijk dit soort koopkracht scheppend vertrouwen is, voor onze economie. En dat dit soort transacties al eeuwen ons marktsysteem mogelijk maken. ‘Vroeger’ was het grootste deel van ons geldsysteem niet zozeer op goud als wel op krediet gebaseerd! Natuurlijk, de debiteurenschuld moet worden afbetaald – maar dat is een nieuwe, afzonderlijke transacties. Iets vergelijkbaars gebeurt als u een credit card van een bank gebruikt. De winkel vertrouwt de bank, er ontstaat een crediteurenpost op uw balans (u moet de bank ooit terug betalen) en een debiteurenpost bij de bank. Maar bij banken is er iets speciaals. U koopt geen goederen bij de bank en krijgt geen dienst geleverd door de bank – maar u krijgt betaalbewijzen: Euro’s. Die u direct overdraagt aan de winkelier. Eigenlijk draagt de winkelier het debiteurenrisico, dat vroeger door hem werd gedragen (denk aan de opschrijfboekjes die in Friesland hier en daar nog steeds bestaan!) over aan de bank! De winkelier krijgt de betaalbewijzen – de Euro’s waarmee in eerste instantie enkel de schuld bij de bank kan worden gedelgd maar die, dankzij een viervoudige overheidsgarantie, ook kunnen dienen om andere schulden te betalen, zodat de winkelier ze accepteert. Waar bestaat deze overheidsgarantie uit?

1) De overheid accepteert het bankengeld als middel waarmee u belasting kunt betalen. Dat is niet vanzelfsprekend. De overheid zou ook enkel papiergeld als belastingbetaalmiddel kunnen accepteren – wat de overheid een enorme winst zou opleveren, omdat iedereen bankgeld tegen papiergeld zou moeten inwisselen. Maar dat doet de overheid, opmerkelijk genoeg, niet. Dit maakt het aantrekkelijk dit soort geld te hebben.
2) Sterker: de overheid gunt deze geldscheppingswinst (seigniorage) aan de banken, die dit opstrijken in de vorm van rente over de leningen, waarbij, opmerkelijk genoeg, de overheid deze monopoliewinst niet afroomt.
3) De overheid garandeert verder een 1:1 omwisselkoers tussen bankgeld en overheidsgeld zoals bankbiljetten en munten. Anders gesteld: u kunt kunt het geld dat u op uw bankrekening hebt staan altijd inwisselen tegen biljetten, tegen een gegarandeerde koers. En dat is niet vanzelfsprekend, zoals de huidige ontwikkelingen in Griekenland en eerder die in Cyprus lieten zien. Deze omwisselgarantie maakt het veilig dit geld te hebben.
4) De overheid garandeert daarbij, impliciet, ook dat de Euro van de ene bank tegen dezelfde gegarandeerde koers inwisselbaar is tegen Euro’s die door andere banken worden uitgegeven – banken hoeven hun eigen merk niet op het door hun geschapen geld te zetten. Vanzelfsprekend? Nee, zie het vorige punt. Een credit card van een Griekse bank is, voor een winkelier, nog net zo goed als die van de ABN-AMRO. Dit maakt het makkelijk dit geld te hebben.
5) De centrale bank is deel van de overheid. En de Europese centrale bank streeft een ‘M-3’ geldgroei van 4,5% na. M-3 geld bestaat echter grotendeels uit door banken geschapen geld, de overheid steunt dus actief de geldschepping (en daarmee de winstgevendheid) van de banken.  Terzijde – juist in de hogere regionen van het bankwezen, inclusief de centrale bank, zijn voor zover ik weet veel ‘marktdenkers’ te vinden, mensen die vinden dat de overheid zich zoveel mogelijk moet terugtrekken wat betreft directe invloed op de beslissingen van marktpartijen. Maar de eigen toko mag kennelijk wel profiteren van directe overheidsinvloed! Maar waar het hier om gaat: de overheid stelt alles in het werk om de geldcreatie van de banken op peil te houden, een daling van de geldhoeveelheid (en daarmee van de schuldenlast van huishoudens en bedrijven) wordt actief tegengegaan. Overigens doet de Nederlandse overheid hier met de hypotheekrenteaftrek nog een schep bovenop.

Daarnaast grijpt de overheid in als het, ondanks alle goede zorgen, toch nog misgaat, zoals dat in Ierland het geval was. Op een gegeven moment was daar sprake van geldgroei van ongeveer 30% per jaar, die enkel diende om de woningprijzen op te blazen. En dat ging uiteindelijk mis. De belastingbetalers konden toen, onder druk van Brussel, niet alleen opdraaien voor hun eigen schulden – maar ook voor die van de banken. Zeer heet van de naald: via Twitter verneem ik net dan ‘Brussel’ problemen heeft met ‘indirecte overheidssteun’ aan aan nationale hypotheekinstelling in Nederland, die gefinancierd wordt met overheidsobligaties. Hetzelfde Brussel dat dus via de Troika Ierland en Griekenland onder zware druk zette om de pensioenen te verlagen omdat de banken gesteund moesten worden…

De banken worden dus op vele manieren gesteund door de overheid. Moet de overheid daarmee ophouden? Wat mij betreft niet. De garanties mogen best blijven. Echter, wel moet de overheid de winsten van de banken afromen (helaas, pas als het eigen vermogen van de ABN-AMRO en dergelijke bedrijven even hoog is als, bijvoorbeeld, dat van de Triodos bank), de inkomens van deze de facto staatsbedrijven koppelen aan de Balkenende norm en het verstrekken van hypotheken voor bestaande woningen moet worden overgeheveld van de banken naar de pensioenfondsen. Dat betekent natuurlijk wel dat de banken veel kleiner zullen worden dan ze nu zijn en dat het rendement op eigen vermogen zal dalen. Wat precies de bedoeling is.

 

top