Consumptie in Nederland (en daarbuiten)
Gisteren publiceerde De Nederlandsche Bank een fraai berichtje over de historisch en internationaal gezien zwakke ontwikkeling van de Nederlandse particuliere consumptie. Toevallig plaatste ik dezelfde dag een blogpost over de ‘retail sales’, min of meer de winkelverkopen, op de Real World Economics Blog. Wat voegen deze studies aan elkaar toe?
* de studie van De Nederlandsche Bank vergelijkt verschillende na-crisis periodes met elkaar
* de studie van De Nederlandsche Bank bestrijkt een langere periode
* de studie van De Nederlandsche Bank gaat, beslist een pluspunt, niet uit van de visie van Klaas Knot, directeur van deze bank, die meent dat bezuinigingen tot hogere particuliere bestedingen leiden, doordat mensen die werkloos worden en minder gaan verdienen en de waarde van hun huis zien dalen vanwege de bezuinigingen meer vertrouwen in de toekomst krijgen en meer gaan besteden (echt, dat zegt hij).
Maar
* mijn blogpost bestrijkt een (veel) groter aantal landen
* maakt wel een zinvolle clustering van deze landen
* en zet de gegevens sterker in een macro-economisch perspectief
De grafieken over de consumptie zijn al eerder op deze blog gepubliceerd, bij deze een update (die duidelijk aangeeft dat de neerwaartse recente ontwikkeling zich verstrekt doorzet, zelfs in Duitsland…).
Duidelijk blijkt dat er een extra knik in de Nederlandse curve zit op het moment dat de huizenmarkt inzakte. Duidelijk is ook dat er verschillende clusters van landen zijn, waarbij Denemarken eigenlijk bij de ‘GIPS’ hoort (maar het heeft anders dan deze landen wel een overschot op de lopende rekening). Duidelijk is ook dat de Nederlandse groei in de jaren negentig niet uitzonderlijk was, terwijl er wel degelijk landen waren die ook in de jaren ‘nul’ wisten te groeien. Duidelijk is ook dat de overschotten op de noordelijke lopende rekeningen niet enkel voortkwamen uit superieure productiviteit – maar (geheel volgens het economieboekje, overigens) ook door het beperken van de bestedingen. In Italië, waar de bestedingen ook beperkt waren, leidde gebrek aan economische dynamiek echter anders dan in bijvoorbeeld Duitsland niet toe dat dit uiteindelijk tot uiting kwam in overschotten op de lopende rekening.
Beide studies, ook die van DNB (ze gaan vooruit) besteden, zij het marginaal, aandacht aan de dalende huizenprijzen en de ‘schulddeflatie’, het verschijnsel dat in een markt met dalende woningprijzen/dan wel dalende geldinkomens de hypotheek niet meer afgelost kan worden met de opbrengstprijs van de woning/de waarde van het inkomen. Toch had de DNB studie aan kracht kunnen winnen als de periodisering zorgvuldiger was geweest, meer landen onder de loep waren genomen en een Europees macro perspectief was gebruikt. Dit is, naast het inhoudelijk aspect, ook van belang omdat na de invoering van de Euro dit soort aspecten zijn gebagatelliseerd door het systeem van de Euro-banken, met de Europese Centrale Bank voorop. Met de bekende fnuikende gevolgen toen bleek dat individuele landen wel belangrijk waren en macro-aspecten ook een rol spelen. We zullen weer toe moeten naar een systeem waarin ‘macro-aspecten’, het bekijken van de Euro-economie en de nationale economieën als ten dele gesloten systemen, in combinatie met het clusteren van individuele landen (weer) belangrijk wordt. De gegevens van mijn blogpost zouden met een langere periode en een zorgvuldiger vergelijking van periode van crisis en opgang sterker zijn geweest.
Zie voor een zorgvuldiger vergelijking van het bredere begrip ‘consumptie’ met het begrip ‘winkelverkopen’ de genoemde blogpost op de Real World Economics Blog.