search
top

Goed nieuws. Onevenwichtigheidsdenken bij de ECB

Een van de fouten die economen gemaakt hebben is dat ze ervan uitgegaan zijn dat een economie ‘vanzelf’ naar evenwicht tendeert. Om de econoom Donkers te citeren, die nota bene verantwoordelijk is voor de economische scholing van ambtenaren in Den Haag:

“De meeste economen gaan er nu van uit dat de economie min of meer ‘vanzelf’ tendeert naar een situatie waarbij zowel de arbeidsmarkt als de goederenmarkt in evenwicht is.”

Het opmerkelijke van een dergelijke uitspraak is dat Donders zichzelf daarbij in dit artikel totaal tegenspreekt en, elders in dit artikel, juist stelt dat markten niet tot evenwicht leiden:

“Terugkijkend moet worden geconstateerd dat juist het aanvankelijke succes van de euro eraan heeft bijgedragen dat de bedoelde schadelijke kapitaalstromen op gang kwamen. De lage rente waarvoor de muntunie in de perifere landen van de eurozone zorgde, verzwakte de budgettaire discipline van de overheden in kwestie en vergemakkelijkte de
financiering van investeringen in onroerend goed”

De tegenspraak is, hoewel opmerkelijk, ook begrijpelijk. De econoom Jan Donders gaat, theoretisch, uit van het neo-klassieke denken, waarin aangenomen wordt dat kapitaalmarkten te verwaarlozen zijn. De rentevoet zorgt er in combinatie met het rationele optreden van banken en geldleners wel voor dat daar fundamenteel, volledig en voortdurend sprake is van ‘evenwicht’. Echt. Lees dit artikel, van twee economen van de respectabele Bank of International Settlements, Borio en Disyatat. Deze economen zien die evenwichtsvisie echter als: “totale knotsika”.  Zij stellen dat het systeem van banken niet alleen geld schept en krediet verleent, maar ook min of meer eenzijdig de rentevoet vaststelt, waardoor deze prijs enkel reageert op het aanbod – en niet op de vraag. Een citaat:

“Banks, and their ability to expand credit, play a key role in this story. Through the creation of deposits associated with credit expansion, banks can grant nominal purchasing power without reducing it for other agents in the economy. The banking system can both expand total nominal purchasing power and allocate it at terms different from those associated with full-employment saving-investment equilibrium. In the process, the system is able to stabilise interest rates at an arbitrary level. The quantity of credit adjusts to accommodate the demand at the prevailing interest rate.”

En ja, dan kun je dus zeepbellen krijgen, en andere onevenwichtigheden. Het is een van de redenen waarom het eerste citaat van Donders niet klopt – en het tweede wel. Het eerste gaat niet over de echte wereld – en het tweede wel. Close reading: in het eerste heeft hij het over “de meeste economen” – en dus over de economenwereld, in het tweede heeft hij het over “terugkijkend” – en dus over de echte wereld. Het eerste gaat (en daarom denkt Donders dat het klopt) over een geïdealiseerde, utopische wereld, de wereld waar economen over praten en die door hen, omdat praten hierover publicaties en zelfs Nobelprijzen oplevert, als de echte en maatgevend wordt ervaren. Het tweede gaat over die irritante werkelijkheid, die we maar moeten herscheppen naar het utopische beeld, of, beter nog, maar moeten vergeten. En nee, ik overdrijf niet, de wiskunde van de utopische modellen, gebaseerd op niet bestaande variabelen als ‘nutscurves’, is in de opleiding tot econoom van meer belang dan ‘waarnemen’ en ‘meten’. Het is helaas niet anders. Of eigenlijk: het was niet anders.

Want het begint te veranderen. Het utopische evenwichtsdenken was ook kenmerkend voor de Europese Centrale Bank (ECB). Maar dit begint te veranderen. Vandaag hebben ze een onevenwichtigheidsindicator gepubliceerd, een compositie conjunctuurindicator. Deze indicator localiseert bijvoorbeeld, terecht, zie deze link 4 regels onder de laatste grafiek, juli 2007 als het tijdstip van het ‘Minsky moment’, het moment waarop het plotsklaps tot iedereen doordringt dat ze zelf ‘the greater fool’ zijn, dat de keizer geen kleren heeft en dat huizenprijzen niet kunnen blijven stijgen.

Ooit heb ik zelf mijn geld verdient met het samenstellen en ontwerpen van composiete conjunctuurindicatoren, bij het CBS, binnenkort dus meer over de technische kant van deze indicator. Nu slechts het bericht dat, zelfs bij de ECB, het onevenwichtigheidsdenken zijn intrede doet. Goed nieuws.

P.S. – mijn idee dat juli 2007 het tijdstip van het ‘Minsky moment’ was, was gebaseerd op de plotselinge en historisch gezien zeer grote afname van de Ierse geldhoeveelheid in die maand, een afname die de voorbode bleek te zijn van nog veel sterkere afnames. En dat ik mezelf hier als maatgevend stel is niet alleen maar arrogantie – het geeft aan dat wanneer je zorgvuldig naar allerhande gegevens kijkt (in dit geval de geldhoeveelheid in een onbelangrijk land van de EU) en leert om afwijkingen waar te nemen – je toch uiterst belangrijke ontwikkelingen kunt spotten. Een vaardigheid die economen in onvoldoende mate bezitten en ontwikkelen: een cijfermatige intuïtie die aangeeft wanneer iets (zoals woningprijzen die gecorrigeerd voor geldontwaarding meer dan verdubbelen) ‘niet spoort’ met de altijd per definitie beperkte modellen. Belangrijker – en daarin doe ze het natuurlijk veel beter dan ik – is echter dat de ECB indicator aangeeft dat voorafgaande aan dit moment er een periode was van ogenschijnlijke grote rust en evenwichtigheid, de stilte voor de storm (ook die is beschreven door Hyman Minsky). wie naar de gegevens over de lopende rekeningen kijkt zal zien dat het juist deze jaren waren waarin de tekorten in landen als Spanje, Griekenland en de Baltische Staten (niet in Italië en slechts in mindere mate in Ierland) totaal uit de hand liepen.

Leave a Reply

top