search
top

Gebrek aan kennis statistische definities leidt Eelke de Jong tot foute analyse

We need statistics not only for explaining things, but also in order to know precisely what there is to explain … It is impossible to understand statistical figures without understanding how they have been compiled. It is equally impossible to extract information from them or to understand the information that specialists extract for the rest of us without understanding the methods by which this is done- and the epistemological backgrounds of these methods. Thus, an adequate command of modern statistical methods [niet de econometrie, maar de ambachtelijke statistiek, het citaat is van 1945, M.K.] is a necessary (but not a sufficient) condition for preventing the modern economist from producing nonsense”

Joseph Schumpeter

(met dank aan Frits Bos, via zijn onlangs door mij herlezen proefschrift ‘The National accounts as a tool for analysis and policy. Past , present and future’)

Op Mejudice staat vandaag een stuk van Eelke de Jong, van de Radbouduniversiteit. Uit het stuk blijkt dat hij het verband tussen de statistische meetvariabele ‘Unit Labor Cost’ (ULC) en het concept ‘productiviteit’ niet begrijpt. ‘Productiviteit’ wordt gedefinieerd als ‘eenheid productie per eenheid productiefactor’. Die productiefactor kan arbeid zijn, of land, of kunstmest, of een gewogen gemiddelde van andere productiefactoren – in het laatste geval krijgen we de ‘totale factorproductiviteit’. Maar productiviteit is niet wat economen aanduiden met ‘Real Unit Labor Costs’ (RULC), in tegenstelling tot wat Eelke de Jong denkt. RULC is de arbeidsinkomensquote gewogen met het relatieve prijspeil. U kunt daar hier en hier uitstekende beschrijvingen en analyses van vinden. Van moderne, wetenschappelijke economen wordt, althans door mij, verwacht dat ze dit soort ‘bronnenkritiek’ beheersen. Zeg niets over een variabele als je je niet in de ambachtelijk-statistische achtergrond hebt verdiept. Maar nee dus, in dit geval (overigens bevindt Eelke de Jong zich daarbij niet in goed maar wel in uitgebreid economisch gezelschap).

Doordat Eelke de Jong het verschil tussen beide variabelen niet beseft slaat hij de plank behoorlijk mis. Telkens weer beweert hij dat de productiviteit in Duitsland wel en in de Zuid-Europese landen niet sterk is gestegen. En dat er beleid moet worden gevoerd gericht op het doen toenemen van de fysieke productiviteit in Zuid-Europa, waaruit blijkt dat hij RULC opvat als een maatstaf van de fysieke productiviteit. Maar de fysieke productiviteit is in Duitsland (veel) minder gestegen dan in Griekenland, en Duitsland zit niet in de problemen en Griekenland wel. In Italië is die productiviteit juist weer minder gestegen en in Ierland juist weer veel sterker. Zie de grafiek.

En doordat hij de gegevens niet werkelijk begrijpt slaat hij ook de plank mis waar het het beleid betreft. Italië (waar de productie en de productiviteit en de beroepsbevolking de afgelopen decennia zo ongeveer het minst zijn toegenomen van de hele wereld (!)) bevindt zich in een totaal andere situatie dan Spanje (waar de productie en de productiviteit en de beroepsbevolking de afgelopen decennia wel zeer sterk zijn toegenomen). Hoe dat ook zij – het is teleurstellend dat Eelke de Jong stelt dat de problemen Griekenland komen door de vergeleken met Duitsland trage groei van de productiviteit in dat land terwijl de productiviteit juist sterker toenam. Overigens – het is vrijwel onontkoombaar dat het prijspeil in een klein land met een relatief laag loonniveau, wanneer dit land een economische unie aangaat met een groot land met een relatief hoog loonniveau, zich sterk in de richting van het prijspeil van dit grote land gaat bewegen, ongeacht de productiviteit. In het verleden kon dit worden gecompenseerd met devaluaties. Nu niet meer. Denk er eens over na.

Verder is het natuurlijk sowieso onjuist de productiviteit van hele economieën met elkaar te vergelijken. Ziet u de plotselinge toename van de Spaanse productiviteit aan het eind van de reeks? Die wordt veroorzaakt doordat de bouw, waar de productiviteit altijd relatief laag is vergeleken met de exportindustrie, in Spanje totaal in elkaar is gestort (en nog aan het storten is). Wat aangeeft dat de macro-productiviteit niet aangeeft wat de productiviteit van de exporterende sectoren is. We zullen, als we als economen beleidsmatig relevant willen zijn, duidelijk meer aandacht moeten geven aan de concepten en definities achter de statistieken die we gebruiken, zoals Schumpeter 67 jaar geleden al stelde. Helaas is de afgelopen decennia het omgekeerde gebeurd. De afgelopen tijd heb ik wat artikelen van Robert E. Lucas, een van de meest invloedrijke economen van de afgelopen decennia, gelezen. Wat een incoherente, inconsistente warboel. Geen van zijn begrippen (geld, consumptie, huishoudens, inflatie, periodes, markten, de overheid) wordt zelfs ook maar vaag gedefinieerd en zelfs zijn concepten zijn brak (hoe vindt de veronderstelde collectieve besluitvorming over het veronderstelde maximeren van het veronderstelde collectieve nut in vredesnaam plaats). Een kwakdenker. Dat kan beter. Zie de Post-Keynesianen, die in het algemeen een veel beter begrip van de concepten en definities van de moderne , wetenschappelijke economie wetenschap hebben dan de Neo-klassieke economen.

P.S. – hieronder het hier gehanteerde productiviteitsbegrip (bron: Eurostat en let op de uitsmijter over part-time werk, maar ik laat het aan de Jong over om de productiviteit per gewerkt uur te analyseren):

Labour productivity per person employed

Please be aware that this indicator has been rescaled, i.e. data is expressed in relation to EU-27 = 100. Thus, they are not comparable with previous releases based on EU-25 = 100. Gross domestic product (GDP) is a measure for the economic activity. It is defined as the value of all goods and services produced less the value of any goods or services used in their creation. GDP per person employed is intended to give an overall impression of the productivity of national economies expressed in relation to the European Union (EU-27) average. If the index of a country is higher than 100, this country’s level of GDP per person employed is higher than the EU average and vice versa. Basic figures are expressed in PPS, i.e. a common currency that eliminates the differences in price levels between countries allowing meaningful volume comparisons of GDP between countries. Please note that “persons employed” does not distinguish between full-time and part-time employment.

Leave a Reply

top