search
top

Krisiskroniek (5). Prijsverschillen in de Eurozone steeds kleiner. Daarbuiten niet. Oeps.

Eurostat heeft een fraaie grafiek gepubliceerd over de prijsniveaus in de Europese unie. De grafiek is spectaculair: de Euro werkt! Terwijl de prijsniveaus binnen het Eurogebied nog steeds naar elkaar toegroeien is dat niet meer het geval voor de prijsniveaus van het Eurogebied vergeleken met de rest van Europa! De grafiek geeft de variatiecoëfficiënt van de prijsniveaus weer. Alles wat u daarvan hoeft te weten is dat deze daalt als de verschillen kleiner worden en toeneemt als de verschillen groter worden. Binnen de Eurozone daalt de coëfficiënt nog steeds, in de totale groep van EU landen is de coëfficiënt na een jarenlange daling stabiel en wanneer nog tien landen (met Turkije als verreweg de belangrijkste) worden toegevoegd dan stijgt de coëfficiënt zelfs. Wat betekent dit?

 

In de discussie rondom de Euro wordt vaak gewezen op de relatief hoge Zuid-Europese inflatie en de relatief hoge loonstijgingen aldaar. Op zich werden deze ontwikkelingen verwacht. Omdat lonen direct en indirect zwaar meetellen in onze metingen van het prijsniveau leiden sterke economische groei in landen zoals China en de daardoor veroorzaakte loonstijgingen tot een toename van het prijsniveau. Bij lonen hebben we het dan over de lonen per uur. Echter, de vraag is of deze ontwikkelingen zich ook los van groei en productiviteitsstijging voordoen, bijvoorbeeld doordat de arbeidsmarkt in Europa steeds meer geïntegreerd raakt. Misschien kijkt u raar op bij dat idee, want in de krant kom je momenteel regelmatig tegen dat die arbeidsmarkt juist iet goed geïntegreerd is. Maar stel uzelf de vraag: zijn er nu meer Oost-Europeanen werkzaam in Nederland of Engeland dan tien jaar geleden? Juist! En dat betreft de onderkant van de arbeidsmarkt. Maar ook aan de ‘bovenkant’ zijn vergelijkbare tendensen waarneembaar, bijvoorbeeld bij Nederlandse vestigingen van buitenlandse bedrijven en andersom. En al die buitenlandse vrachtwagens concurreren wel degelijk direct met de Nederlandse bedrijven. Wat betekent dat ook zonder productiviteitsstijging prijsniveaus naar elkaar toe kunnen groeien. Waarbij de netto kapitaalstromen naar landen als Spanje en Ierland en de Baltische staten (veel minder naar Italië!) er voor zorgden dat het prijsniveau daar relatief snel kon stijgen terwijl het prijsniveau in landen waar het kapitaal vandaan kwam gezien de economische ontwikkeling eigenlijk wat achterbleef.

Wellicht betekent dit dat er permanente inkomenstransfers nodig zijn, naar bepaalde Euro-gebieden, zoals (net als in de VS) het vereffenen van Target2 achtige tekorten (het rood staan van landen op de betaalrekening bij de ECB) met een soort ‘Mickey Mouse dollars’ of (net als in de VS, waar de teller geloof ik op 2,2 triljoen staat) het bekostigen van de tekorten van de banken met centrale gelden. Wat betekent dat Duitsland uit de Euro zal stappen.

Het verhaal is natuurlijkingewikkelder – zo werd het kapitaal in Spanje op zich productief geïnvesteerd, in de bouwnijverheid, waardoor er vooral veel groei in die sector was, wat door de massale immigratie van onder meer Zuid-Amerikaanse en Noord-Afrikaanse bouwvakkers echter niet tot veel loonstijging leiden. Maar dat is dus het mooie van dit soort simpele netto variabelen: uiteindelijk steeg het relatief lage prijspeil in Zuid-Europa sneller dan het Noord-Europese.

Het opzienbarende van de grafiek is dat dit proces na 2008 is doorgegaan. Waarbij uit de vergelijking met de niet-euro EU landen en de landen buiten de EU blijkt dat dit waarschijnlijk direct met de Euro gekoppeld is. Wat precies het verschil is vergt diepergaande studie dan hier mogelijk is. Maar de constatering blijft: de Euro en het Eurosysteem zelf lijkt een belangrijke rol te spelen. De echte economie lijkt misschien toch minder op een ‘algemeen evenwichtssysteem’ dan veel mensen dachten.

Leave a Reply

top