search
top

De ondragelijke ijlheid van ons bijeengegaard vermogen

1. De zucht naar zekerheid

Het schijnt dat vrouwen zich meer gaan optutten na slechte economische tijdingen. Is dat waar? In ieder geval is er, sinds de crisis, bij veel mensen meer aandacht voor de waarde van hun vermogen. En ook voor vermogenscomponenten die, volgens geruchten, waardevast zijn, wat er ook gebeurd. Ik heb het dan natuurlijk over goud. Dat is geen nieuwe neiging. Sterker nog: veel van het koperen en tinnen en zilveren en gouden huisraad uit boedelinventarissen uit de zestiende en zeventiende eeuw moet, als we het proefschrift van Harm Nijboer mogen geloven, eerder gezien worden als ‘vermogenscomponent’ dan als ‘mode-artikel ter verfraaiing van het huis’. Pas in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw werd het ‘modieuze’ aspect van dergelijke items belangrijker. Een vergelijkbaar verhaal valt te vertellen over de gouden oorbel van mijn over-over-overgrootvader, een zeeman. We hebben daar nog een foto van. Dergelijke oorbellen waren een soort zekerheidje voor het geval je schipbreuk leed – je kon dan in ieder geval netjes worden begraven. Nu, in een tijd van stijgende werkloosheid en monetaire onzekerheid, is er duidelijk sprake van opleving van een dergelijke ‘zucht naar zekerheid’. Mensen maken zich grote zorgen over de waarde van hun spaarcenten – of over de kans dat ze iets voor iemand anders moeten betalen. Denk slechts aan de discussies rondom de Euro. Of aan de 1,2 miljard die het kabinet van de ene op de andere dag ophoestte om via verlaging van de overdrachtsbelasting de (inflatoire) waarde van onze huizen in stand te houden. Niet de productie van nieuwe goederen en diensten staat momenteel centraal in veel economisch denken, maar de waarde van tweedehandsgoederen, zoals woningen en aandelen. Terecht?

2. Ons belangrijkste stukje vermogen: het eigen huis

Ik ben grootgebracht in een traditie waarin vooral de productiecapaciteit van een economie werd benadrukt, in plaats van de waarde van tweede hands meuk. En ik geloof daar nog steeds en zelfs steeds meer in, zeker nadat de ASR-bank mij, bijna tien jaar geleden, meedeelde dat mijn beleggingen voortaan werden belegd in andere beleggingsfondsen (waardoor twee keer courtage kon worden berekend, natuurlijk). En nadat, in 2002, na de dotcomcrisis, het pensioenfonds mij meedeelde dat mijn premies met 40% gingen stijgen terwijl mijn  aanspraken opeens 25% lager waren, vergeleken met 1 jaar daarvoor.

Spaargeld is illusoir. We weten gewoon niet wat we er over tien of dertig jaar mee kunnen kopen of hoeveel het dan zal zijn. Die hele discussie over de rekenrentevan De Nederlandsche Bank? Knotsika en geldillusie. Hetzelfde geldt voor andere vermogenscomponenten, zoals de netto waarde van uw en mijn huis (de verkoopwaarde minus de hypotheekschuld). Een Amerikaanse econoom, Timothy Taylor, heeft voor de VS uitgerekend wat daarmee gebeurd is, uitgedrukt als percentage van het Bruto Binnenlandse Product (zie grafiek). Deze waarde is (ondanks de toename van het eigen huizen bezit) nog nooit zo laag geweest na de oorlog. U zult begrijpen dat ik mijn mening niet heb bijgesteld. Terzijde – voor veel Amerikanen is de waarde van hun huis een van de belangrijkste componenten van hun pensioen – en die hebben nu dus een heel groot probleem. Leve de AOW! Uiteindelijk geeft een productieve economie en een goed belastingsysteem toch meer zekerheid dan al die tweede hands waarden. We zullen het met elkaar moeten doen. Niet met ons spaargeld.

Leave a Reply

top