search
top

Nationale rekeningen, geld, ‘demand’ en werkgelegenheid

Naar aanleiding van een artikel van Raghu Rajan die wat in de war is over schulden en bestedingen en hoe dat allemaal samenhangt:

Hoe zit het nou eigenlijk in elkaar, met die vraag en dat geld? Waarom hebben economen daar zo’n ruzie over? Dat heeft, uiteindelijk, te maken met de manier waarop die economen tegen geld aankijken.

Om dit uit te leggen begin ik met de nationale rekeningen. Dit is een boekhoudkundig systeem dat aangeeft hoe het geld rondvloeit, in de economie. Inkomen leidt tot bestedingen die weer tot productie leiden die weer tot inkomen leidt. Een kringloop. Of eigenlijk moet ik zeggen: een soort vaatstelsel, want er zijn nogal wat manieren waarop het geld rondloopt. De grote bijdrage van Keynes aan de economische wetenschap is geweest is dat hij dit volledig gespecificeerde en gemeten model heeft weten in te passen in de macro-economische theorie, die tot die tijd slecht gespecificeerd was en de monetaire aard van de circulaire dynamiek niet goed begreep (met dank aan mijn voormalige docent ‘geschiedenis van het economisch denken’, Taco Kastelein). Overigens is dat ten dele nog het geval, nog steeds zijn economen zoals Rajan kennelijk letterlijk van mening dat sommige bestedingen kennelijk niet monetair (nominaal inkomen of leningen) worden gefinancierd en andere wel (zie het eind van zijn stuk).

Wat door dit soort economen niet voldoende wordt begrepen is dat geld en bestedingen soms een omweg nemen. Dan wordt het niet besteed en leidt het dus niet tot productie en inkomen – maar tot financiële besparingen. Een soort stuwmeer of, in medische termen, een soort aneurisma. En dat kan tot problemen leiden. Wanneer er plotseling meer bespaard wordt en minder uitgegeven – dan wordt er minder besteed en dus minder geproduceerd en dus is het inkomen lager (waardoor de besparingen weer lager uitvallen dan gedacht – de spaarparadox).

Kernpunt bij de nationale rekeningen is daarom dat er een heel scherp onderscheid wordt gemaakt tussen bestedingen die tot productie en inkomen leiden – en bestedingen aan financiële besparingen. Waarbij financiële besparingen niet enkel bestaan uit het aanleggen van een postzegelverzameling (ook dat zijn waardepapieren, in ons land zelfs met een eigen rekeneenheid!) of het kopen van obligaties maar ook uit het aanschaffen van een tweede (bestaande) huis in Spanje. Ja, ook het kopen van een bestaand huis is, economisch gezien, een financiële besparing (en het voorbeeld van Rajan van een postzegelverzameling als productiebevorderende besteding is dus vol-ko-men onjuist!). Zelfs het laten oplopen van het saldo op je betaalrekening, wat nu gebeurt in Nederland, is een soort financiële besparing. Anderszins – wie de nationale rekeningen goed leest zal zien dat de bestedingen ook gefinancierd kunnen worden door ontsparingen of zelfs door geldcreatie, als de mensen bij banken lenen. En o ja, dat zou ik bijna vergeten – je kunt ook sparen door schulden af te lossen. Wat, als het om een hypotheek bij een geldscheppende bank gaat, tot een vermindering van de geldhoeveelheid leidt! Terzijde – financiële besparingen zijn dus niet hetzelfde als de besparingen in de nationale rekeningen, die per definitie gelijk zijn aan de investeringen.

Nu zijn er economen die er vanuit gaan dat ook financiële besparingen ‘vanzelf’, via een verlaging van de rente, tot meer investeringen (in dit geval maar even inclusief duurzame consumptiegoederen) leiden: meer nieuwe woningen, auto’s, bedrijfspanden, wegen en dergelijke (bedrijfsinventaris en machines zijn niet zo’n erg grote post, opvallend genoeg). En daar zit toch een probleem. Meer sparen leidt namelijk ook tot minder vraag – en dus tot minder productie en dus tot minder investeringen. Wat overweegt dan? Sowieso moet iemand me nog maar eens uitleggen dat in onze economie, met vele slechts imperfect met elkaar verbonden markten, er een rentevoet is die er voor zorgt dat de financiële besparingen gelijk zijn aan de investeringen, zeker wanneer een deel van deze besparingen dus zelfs tot een vermindering van de geldhoeveelheid leidt. En waarbij door inflatoir gestegen woningprijzen gestimuleerde soms pas decennia later tot bestedingen leiden (men denke aan het financieren van de studie van een kind). Een aanvullend probleem is daarbij dat de productiviteit gedurig stijgt, zelfs als de investeringen gedaald zijn en de vraag weer op gang komt. Ten eerste zal de ondercapaciteit eerst worden benut. Maar ook is er sprake van een ‘leercurve’ – men leert bestaande techniek steeds beter te benutten. In de jaren dertig (electriciteit, radio, vrachtwagen) was dit effect heel sterk. Maar het is nog steeds aanwezig. Economen noemen het ‘Okun’s law’: er is ruwweg 2% groei nodig om de werkgelegenheid bij herstel 1% te laten groeien (in China zal dit al snel 4 0f 5% zijn!).

En in onze moderne tijd, waarin de woningprijzen sterk gestegen zijn onder invloed van monetair financiering en ‘reckless lending’, geldt ook dat de daling van de woningprijzen, gevolg van het uiteenspatten van een zeepbel, zonder navenante aanpassing van de geleende sommen leidt tot verdere daling van de consumptie – en een grotere neiging om te sparen. Monetaire financiering leidde tot hogere (marginale!) prijzen, wat mensen het idee gaf dat ook als ze hun huis niet verkochten of wilde verkopen toch rijk waren – en toen de monetaire financiering wegviel was sprake van het omgekeerde effect. Geen ‘geldillusie’ maar ‘woningwaarde-illusie’.

Zonder op de details in te gaan: dit soort effecten kan al snel een ‘bestedingsgat’ van 6 tot 7% van het BBP opleveren. Wat, gezien de geldstromen in de economie, tenzij de export razendsnel stijgt, tot een navenant overheidstekort leidt – een overheidstekort dat in dit geval niet als ‘stimulerend’ moet worden gekenmerkt omdat het  het gevolg is van hogere financiële besparingen in de private sector. En overheidsbesparingen leiden in een dergelijk geval boekhoudkundig noodzakelijk wellicht tot evenwicht waarbij de besparingen van de particulieren sector en de investeringen weer gelijk zijn – maar dat is dan wel op een veel lager productie- en inkomensniveau dan eerder het geval was. Men leze Wynne Godley (om te beginnen dit profetische stuk uit 1992 maar ook zijn boeken, die aangeven dat hij zijn nationale rekeningen wel kende en dus begreep hoe de circulaire dynamiek van het geld in elkaar stak). De enige instantie die op korte termijn in dat gat kan springen is de overheid. En op de langere termijn zullen maatregelen genomen moeten worden die het vertrouwen opkrikken, zoals schuldkwijtschelding, zekerheid over een rente die gedurende langere tijd reëel laag is, hogere lonen en dergelijke.

Waarbij ik het er overigens geheel mee eens ben dat we de Schumpeteriaanse dynamiek een kans moeten geven – de ‘creativiteit’ van de bejaardenzorg zal de huidige omvang van de banken uiteindelijk vernietigen, omdat ze linksom (belastingen, pensioengelden) of rechtsom (inkomen, spaargelden) de geldstroom naar zich toe zullen weten te leiden. En zeg nou zelf, wanneer was die Schumpeteriaanse dynamiek nou hoger – in de deflatoire jaren tachtig of de expansieve jaren zestig? Geld is revolutionair (als het tenminste niet enkel wordt gebruikt om woning- en aandelenprijzen inflatoir te verhogen).

 

One Response to “Nationale rekeningen, geld, ‘demand’ en werkgelegenheid”

  1. BestAmado zegt:

    I have noticed you don’t monetize luxetveritas.nl, don’t waste your traffic, you can earn additional bucks every month with
    new monetization method. This is the best adsense alternative for any type of
    website (they approve all sites), for more details simply search in gooogle:
    murgrabia’s tools

Leave a Reply

top