search
top

Kapitaal bestaat niet

Misschien wel in de eerste economie-les leert elke student dat er twee productiefactoren bestaan, te weten arbeid en kapitaal. Vooral het neoklassieke paradigma heeft een indrukwekkende productie-theorie opgebouwd op deze eenvoudige voorstelling. Uiteraard is de factor kapitaal een abstractie, want niemand heeft ooit “kapitaal” als arbeidsmiddel of als arbeidsvoorwerp gezien. Kapitaal is dan de samenvoeging van al die fysieke objecten tot een homogene massa, tot een geaggregeerd kapitaal. Het zal niet verbazen, dat een dergelijke homogenisering leidt tot allerlei conceptuele problemen. Halverwege de twintigste eeuw verzette de enige vrouwelijke econoom van naam, Joan Robinson, zich met kracht tegen de bruikbaarheid van dit kapitaal-begrip. De wiskundige perfectionering van haar bezwaren is in 1960 volbracht door Piero Sraffa, dank zij zijn klassieke boek Production of commodities by means of commodities.

Een cruciaal aspect van de neoklassieke productietheorie is de substitutie van productiefactoren. De schaarste van een productiefactor bepaalt zijn prijs. Als de prijs van een productiefactor stijgt, dan zullen de producenten overstappen naar een productietechniek, die minder gebruik maakt van die productiefactor. Dat is mogelijk, omdat er altijd meerdere productietechnieken beschikbaar zijn, die de diverse productiefactoren combineren in verschillende verhoudingen. Op het microeconomische niveau is veel te zeggen ten gunste van deze redenatie.

Evenwel het neoklassieke paradigma wil de microeconomische productie aggregeren tot een algemeen macroeconomisch evenwicht, en Sraffa laat zien dat daar het neoklassieke betoog faalt. Als kapitaal wordt gehomogeniseerd, dan wordt daarbij gebruik gemaakt van de productprijzen. En in die prijzen zijn weer de prijzen van alle productiefactoren verwerkt. De prijsstijging van één productiefactor verandert tevens de prijzen van de andere productiefactoren. En a priori is onmogelijk te voorspellen wat daarvan het resultaat zal zijn.

Sraffa heeft de macroeconomische situatie doorgerekend met een model, waarin de ondernemingen proberen om het kapitaalrendement maximaal te maken. Dat is niet helemaal hetzelfde als het neoklassieke paradigma, dat uitgaat van de maximalisatie van de winst, maar des al niettemin alleszins verdedigbaar. Sraffa ontdekt dat aldus bij een stijgend loonpeil de ondernemingen soms eerst zullen overstappen van techniek A naar techniek B, en vervolgens, wanneer het loonpeil doorstijgt, weer van techniek B naar techniek A. Dit verschijnsel, dat de terugkeer van de techniek wordt genoemd (in de Engelse taal reswitching) weerlegt het substitutie-denken van het neoklassieke paradigma.

De ontdekking van Sraffa heeft ruime bekendheid gekregen, ook in Nederland. De bekende econoom A. Heertje heeft er in 1973 zelfs een heel boek aan gewijd, Economie en technische ontwikkeling geheten. En in 1976 publiceert W. van Drimmelen over hetzelfde thema zijn proefschrift Meerwaarde en winst, dat dankzij SUN breed is verspreid. Indertijd verschijnen er in het Tijdschrift voor politieke ekonomie regelmatig artikelen over. Maar over het geheel genomen was de economische gemeenschap niet blij met de ontdekking, omdat zij immers de neoklassieke macroeconomie weerlegt. En die was tot dan toe een paradepaardje. Zo jubelt de bekende econoom J. Pen: “En in de derde plaats is de (neo)klassieke theorie, met haar geweldige formules, een mooi object voor studenten en andere leergierigen om eens flink de tanden in te zetten. Het is een stuk van de economie dat ons vertrouwen geeft in de ingeniositeit van de vakmensen, en dat is wat waard”.

De verzuchting van Pen laat iets zien van de behoudzucht, waarmee iedere intellectueel worstelt. Over de kritiek op het kapitaal-begrip schrijft hij: “Maar dan bestaat er ook geen arbeidsvolume en geen nationaal product en de hele macroeconomie kan worden afgeschaft. Dat bespaart veel moeite, maar bevredigt ons toch niet”. Kennelijk vindt Pen het beter om vast te houden aan het theoretisch ondeugdelijke begrip van het geaggregeerde kapitaal. De Noord-Amerikaanse econoom N.G. Mankiw verzwijgt in zijn boek macroeconomics (waaruit helaas nog steeds wordt onderwezen in sommige Nederlandse universiteiten) het probleem gemakshalve. En hij is niet de enige.

Zoals blijkt uit de verzuchtingen van Pen is hier niet meer sprake van een theoretische controverse. Sraffa heeft de strijd beslecht. Het negeren van zijn ontdekking komt voort uit persoonlijke gemakzucht en luiheid, en soms misschien ook uit ideologische motieven. Wie zoals uw columnist gelooft in wetenschappelijke zuiverheid (een tik overgehouden aan een studie natuurkunde) kan het maar moeilijk accepteren. Wellicht is de economie als menswetenschap toch subjectiever dan menigeen lief is. Doctrines en dogma’s zijn er taai en uiterst moeilijk te verdelgen.

Leave a Reply

top