search
top

Mathijs Bouman en monetair beleid

Mathijs Bouman schrijft in een recente column over monetair beleid het volgende:

“Het prijspeil in een land hangt af van de verhouding tussen de hoeveelheid geld in omloop en de waarde van de verhandelde goederen en diensten.”

Hij poogt dit punt te bewijzen door een voorbeeld te geven van een ‘Robin Crusoe economie’:

“Robinson Crusoe kan vissen vangen. Vrijdag kan bomen klimmen en kokosnoten plukken. Iedere dag verkopen ze een deel van hun oogst aan elkaar, zodat beiden gevarieerd eten. Ze betalen met een bepaald soort schelp. Een vis kost twee schelpen, een kokosnoot één.

Maar op een dag, na een storm, ligt het strand bezaaid met schelpen. Crusoe en Vrijdag verzamelen er veel van, met het plan om vanavond de maaltijd van hun leven te nuttigen. Maar er zijn slechts een paar palmbomen op het eiland, en Crusoe kan maar een enkele vissen per dag vangen. Die avond kost een vis twintig schelpen, een kokosnoot tien.

De les: een grotere geldhoeveelheid (meer schelpen) leidt niet tot meer productie, maar slechts tot inflatie. Inflatie is een monetair fenomeen.”

Deze les is echter niet zo vanzelfsprekend als Bouman het doet lijken. Om dit te illustreren is enige theorie nodig. De vergelijking die de kwantiteitstheorie van geld uitdrukt is M*V = P*Y, d.w.z. de totale geldhoeveelheid maal de omloopsnelheid van geld is gelijk aan het prijsniveau maal de totale output (het transactievolume). Bedrijven hebben twee manieren om te reageren op hogere vraag als gevolg van een stijging van de geldhoeveelheid (M) of de omloopsnelheid (V), de output verhogen (Y) of de prijzen verhogen (P). Mathijs Bouman, net als zoveel economen, neemt voor het gemak maar aan dat V en Y altijd gelijk blijven zodat elke stijging van de geldhoeveelheid (M) zorgt voor een stijging van het prijsniveau (P).
Empirisch gezien is het onzin om te veronderstellen dat de output en de omloopsnelheid altijd gelijk blijven. De omloopsnelheid fluctueert constant, maar nog veel kwalijker, de economie draait zelden op haar maximale output. Wanneer Y constant wordt gehouden wordt in feite veronderstelt dat er altijd sprake is van volle werkgelegenheid en dat de economie dus draait op haar maximale output. Dit komt ook naar voren in Bouman’s Robin Crusoe economie, meer schelpen zorgen niet voor hogere output want Crusoe en Vrijdag kunnen niet meer werk doen. In de echte economie, niet in de hypothetische Robin Crusoe wereld van de monetarist, is er echter wel sprake van ongebruikte capaciteit, van leegstand en werkloosheid. Door geld in de economie te pompen kan er voor worden gezorgd dat bedrijven ongebruikte capaciteit gaan benutten en hun productie uitbreiden. Bedrijven zijn, met name in een crisis, eerder geneigd om op deze manier te reageren op toenemende vraag dan met prijsverhogingen. In de slag om marktaandeel is het strategischer om de productie uit te breiden dan om de prijzen te verhogen.

Monetair beleid en de politiek:

Vreemd genoeg bestaat er geen politieke discussie over monetair beleid. De taak van de centrale bank is zoals Mathijs Bouman beschrijft, het bestrijden van inflatie, niets meer en niets minder. Dit is een wel erg nauwe doelstelling voor een instelling die zo belangrijk is voor de economie. Het monetair beleid van de centrale bank heeft ook grote invloed op de werkgelegenheid. Zo schreef Paul Krugman in 1997: “If you want a simple model for predicting the unemployment rate in the United States over the next few years, here it is: It will be what Greenspan [voormalig president van de Amerikaanse centrale bank] wants it to be, plus or minus a random error reflecting the fact that he is not quite God.”[i] Door de rentes te verhogen zorgt de centrale bank voor lagere investeringen en faillissementen, waardoor de werkgelegenheid daalt. Deze daling van de werkgelegenheid zorgt voor lagere inflatie. Potentiële loonsverhogingen worden geblokkeerd door de toename van het reserve leger van werklozen.
Deze trade-off tussen inflatie en werkgelegenheid[ii] zou op zijn minst een punt op de politieke agenda behoren te zijn. Zouden de Spanjaarden 20% werkloosheid prefereren over 5% inflatie? Ik betwijfel het ten zeerste. Een monetair systeem waarin –dikwijls incompetente- technocraten zó veel invloed uitoefenen op onze economie is onwenselijk. Niet omdat de huidige technocraten incompetent zijn, maar omdat monetair beleid per definitie raakt aan politieke kwesties en daarom ook onderwerp van democratische besluitvorming zou moeten zijn.

Update:

Ik sloeg iets te snel op tilt na het lezen van het Robin Crusoe voorbeeld, waarvoor excuses. Mathijs Bouman geeft wel aan dat de omloopsnelheid is gedaald waardoor de geldhoeveelheid niet langer een bruikbare indicator is voor het inflatiegevaar. Nog harder gedaald dan de omloopsnelheid is echter de output, dit wordt niet vermeld in Bouman’s betoog.


[i] Paul Krugman. “Vulgar Keynesians.” Slate,7 februari 1997
http://www.slate.com/id/1917/

[ii] Hierbij moet gezegd worden dat ik niet geloof dat deze trade-off noodzakelijk is. Volle werkgelegenheid zonder inflatie is mogelijk met een Job Guarantee of Employer of Last Resort systeem. Zie L. Randall Wray (1998). “Zero Unemployment and Stable Prices.” Journal of Economic Issues, vol. 32 no. 2 http://www.cfeps.org/ss2008/ss08r/kaboub/wray%201998.pdf

One Response to “Mathijs Bouman en monetair beleid”

  1. Dillen zegt:

    Good answer back in return of this issue with genuine arguments and telling everything concerning that.

Leave a Reply

top